Een doodgewone dag…

Vrijdag 19 februari 2016. Een bijzondere dag of een doodgewone dag?
Wat een raar woord eigenlijk: doodgewoon. “De dood is helemáál niet gewoon!”, komt als eerste in mij op. Om mij vervolgens te realiseren: ja, de dood is in zekere zin ‘gewoon’, net zo ‘gewoon’ als het leven. Zonder leven geen dood, geen dood zonder leven. Voor mij is het vandaag, 19 februari, een bijzondere dag. Het is vandaag 50 (!) jaar, een halve eeuw geleden dat mijn broer Wim op 7-jarige leeftijd overleed. Eigenlijk zeg ik altijd ‘mijn broertje’, omdat hij altijd het jongetje is gebleven van de foto die in de woonkamer stond. Maar ik ben ná zijn overlijden geboren, dus hij was toch echt mijn oudere broer. Net zoals mijn twee andere broers dat zijn.

Wim overleed aan acute leukemie. In 1966 was de wetenschap nog lang niet zo ver dat ze zijn leven konden redden. M’n ouders, nuchtere Friezen, weken uit naar alternatieve behandelingen, maar er was geen ontkomen aan. “Met zijn dood is er een stuk uit mijn hart gesneden. De wond is ook na al die jaren nooit geheeld”, zo omschreef mijn moeder beeldend haar inwendige pijn. En dat heb ik ‘geweten’… Ik heb het tot in mijn vezels gevoeld. Ik ben als kind onbewust haar verdriet gaan dragen. Ook daar was geen ontkomen aan, als eerstgeborene na haar overleden kind.

Als er vroeger over Wim werd gesproken, voelde ik de tranen achter m’n ogen branden. Ik probeerde dat te verbergen, ik schaamde mij ervoor. Ik begreep het niet. Ik had hem toch niet gekend, hoe kon ik dan zo verdrietig zijn als ik zijn naam hoorde? Mijn ouders en mijn broers, die hadden hem zo goed gekend, zij hadden recht op hun verdriet. Ik niet. Ik stond voor een raadsel. Tot het moment dat ik 11 jaar geleden in een familie-opstelling stond en het antwoord kwam. Ik heb in mijn leven nooit zó hard gehuild als op het moment dat (de representant van) mijn moeder mij voorstelde aan (de representant van) Wim. “Kijk Wim, dit is Gea. Dit is jouw zusje. Je hebt haar niet gekend. Ze is na jouw dood geboren. Zij is ons vierde kind, onze eerste dochter.”

Ik voelde me zo gezien! Dit was mijn plek, mijn eigen plek! En nu konden we elkáár zien! Vanaf dat moment kon ik steeds meer m’n eigen leven gaan leven. Kon ik ‘ineens’ wel over Wim praten zonder te huilen. Kon ik onderscheid maken tussen mijn moeder haar verdriet en het mijne. Eindelijk kon ik erkenning geven aan mijzelf dat Wim zijn dood óók op mijn leven een enorme impact heeft gehad.

Lieve Wim, jouw korte leven is zo waardevol geweest. Voor de mensen die je hebben gekend én voor wie je niet in levende lijve heeft gekend. En ja…, wat hád ik je graag leren kennen. Wat had ik graag vandaag een kop koffie met je willen drinken. Keuvelend over jouw leven, over mijn leven. Over je werk, je relatie, de belevenissen van je kinderen, over wat dan ook. Je te ontmoeten op deze doodgewone dag…