Draadjes afhechten
‘In ‘het land van rouw’ wordt gezegd: rouwen is iedere keer een draadje afhechten. Draadje voor draadje, ieder draadje op z’n eigen tijd. Zo kon het dat afgelopen zondag, ruim 2,5 jaar na het overlijden van m’n moeder, het moment daar was waarop m’n broers en ik, in het bijzijn van de partners, de allerlaatste spullen van m’n ouders hebben verdeeld.
De sieraden: de zo vertrouwde (trouw)ringen, hun beider horloges, de gouden manchetknopen van m’n vader, armbanden, kettingen en oorbellen van m’n moeder. Alles met vooral een emotionele waarde. Voor de een meer dan voor de ander. Even voelen m’n ouders weer heel dichtbij, bijna fysiek, via de sieraden die ze jarenlang zo dicht op hun huid hebben gedragen.
Nadat we met elkaar alles op de ronde tuintafel hebben uitgestald, laten we om de beurt weten waar onze belangstelling naar uit gaat. Geheel in afstemming op elkaar, in alle rust, aandachtig. De lentezon schijnt volop. Ook aan de (klein)kinderen wordt gedacht. Wat doen we dit goed met elkaar…
Dan valt ineens mijn oog op een hartvormig medaillon. M’n hart slaat over van opwinding, ineens herinner ik mij het kleinood van mijn moeder weer… Ik pak het op en maak het voorzichtig open. Links een piepklein fotootje van haar zoontje Wim, rechts een plukje van zijn haar. Een tastbaar bewijs van zijn bestaan. Mijn moeder heeft het na zijn dood op haar gebroken hart gedragen.
Alles in mij roept: zo graag wil ik dit dicht bij me houden. Vanaf het moment dat ik zelf moeder werd, kreeg ik door hoe kwetsbaar dat is. Mijn ene broer geeft aan geen belangstelling er voor te hebben. Ik kijk m’n oudste broer aan die naast me zit en vraag: “Maar jij wilt het misschien ook hebben?” en leg het terug op tafel.
“Ja, dat klopt”, zegt hij en pakt vervolgens het kleine sieraad in z’n grote mannenhanden. Dat heb ik goed aangevoeld. Zijn broertje. Hij kijkt even naar het jongenskoppie en zegt dan: “En hierbij is het voor jou”. Ik maak een kommetje met m’n handen, hij legt het hartje erin en in een golf van dankbaarheid breng ik het kommetje naar m’n hart.
Ik doe het kettinkje om m’n hals en ik kijk naar m’n ‘grote’ broer naast me. Hij kijkt naar mij. Hij ziet m’n volgelopen ogen en tikt broederlijk de pet die ik draag tegen de zon, naar beneden. Nog net voordat hij dat doet, zie ik zijn natte ogen.
Oude draadjes die nog niet zijn afgehecht. Misschien ook nooit allemaal afgehecht zullen gaan worden. Ons broertje Wim die met 7 jaar is gestorven. Ook na 51 jaar is hij nog altijd in ons hart…’