De Haan kraait vroeg
‘De Haan kraait vroeg op paasmorgen.’ Wat een toepasselijke kop boven het artikeltje in de lokale krant, verwijzend naar Tom de Haan, stadsdominee. Steeds meer wordt hij een BH’er (Bekende Haarlemmer). Hij liet Giel Beelen tijdens Serious Request een stuk uit de bijbel lezen. Qua uiterlijk zouden ze broers kunnen zijn, zelfs de brillen lijken op elkaar. Hij organiseert meditaties in de Grote Bavo op maandagochtend, zoekt op allerlei onverwachte plekken mensen op in de stad. ‘De haan kraait’, bovendien een verwijzing naar de haan die kraaide na de drievoudige verloochening van Jezus door Petrus.
Het is 6.30 uur, niet eerder stond ik zo vroeg naast m’n bed op Eerste Paasdag. Hoewel ik al lang geen kerkganger meer ben, werd ik aangetrokken door De Haan zijn woorden in het artikeltje: “De bijeenkomst op de begraafplaats is een eigentijds manier om tussen de doden de opstanding te beleven. Of het verhaal waar is of niet, is niet belangrijk. Wel wat je ermee doet. Geloof begint waar het verstand op stuk loopt. Dat is Pasen bij uitstek.”
Er hebben zich zo’n 35 mensen verzameld bij de ingang van de Algemene Begraafplaats Kleverlaan, de oudste begraafplaats van Haarlem. Twee jonge predikanten lopen op mij af en geven mij de hand. “Zalig Pasen. Ik ben Wessel.” En vervolgens “Zalig Pasen. Ik ben Tom.” Dominees die zich voorstellen bij de voornaam, een geheel nieuwe ervaring. Onder de toga draagt Tom een spijkerbroek. Een aantal jongeren van rond de 16 jaar die ook zijn gekomen, hebben de afgelopen nacht in de kerk gewaakt. Mijn zoon waakte vannacht in de herberg. Ieder zo zijn ding…
De zon komt op. De vogels zingen er vrolijk op los. Terwijl we voor het hek staan te wachten, komt in de verte een man met trage pas aangewandeld. Ietwat zwalkend. Ik vraag aan Wessel of hij is ingehuurd voor het verhaal…? Dat blijkt niet het geval. Waarschijnlijk hebben we hem in z’n slaap gewekt. Hij ploft neer op het bankje, vlak bij de ingang. Even later loopt Tom op hem af en reikt z’n hand uit. Na enige aarzeling doet de man hetzelfde en schudden ze elkaar de hand.
Het hek gaat open en na een paar woorden van Wessel lopen we verder richting het mausoleum. Daar aangekomen leest Tom het verhaal van De Opstanding voor uit Johannes. Maria uit Magdala die, aangekomen bij het graf van Jezus, ziet dat de steen van de opening van het graf is weggehaald. Jezus ligt niet meer in het graf. Als Maria zich even later omdraait ziet ze een man staan, ze kent hem niet. Misschien is het de tuinman? “Waarom huil je?”, vraagt hij aan haar. Waarna Jezus zegt: “Maria, houd me niet vast.”
Vervolgens krijgen we een steen uitgereikt, als symbool voor de steen bij het graf. “De steen vertegenwoordigt datgene wat je zwaar valt. Als we straks teruglopen naar de uitgang kun je de steen onderweg ergens achterlaten. Of je neemt de steen mee naar huis om hem op een ander moment los te laten”. Meteen moet ik denken aan het moment in het restaurant, afgelopen vrijdag. Terwijl we ontspannen met elkaar zitten te praten, zegt zoonlief ineens vanuit de grond van z’n hart: “Ik heb toch zó’n zin om op kamers te gaan wonen.”
Ja, het gaat binnen afzienbare tijd gebeuren. Natuurlijk gun ik het hem als geen ander. Hoe belangrijk en leuk is het om op eigen benen te staan. Maar loslaten doet ook nu weer een beetje pijn… Steeds meer heb ik met terugwerkende kracht bewondering voor mijn moeder die haar enige dochter en jongste kind ‘niet vasthield’ zodat ik op mijn 18e van Friesland naar Amsterdam kon verhuizen.
Via de kronkelende paden, oeroude bomen en de vijver lopen we terug naar de ingang. Sommige mensen maken een omweg en laten hun steen ergens achter. Mogelijk bij een dierbare die er ligt begraven? Bij de ingang ontvangen we nog een paar ‘zalige’ woorden. Ja, ‘ondanks alles’ zijn het wel ‘echte dominees’. Wessel doet het hek voor ons open en zegt uit volle borst: “GA! HET LEVEN WACHT!!”
Thuis aangekomen loop ik nog een klein rondje door de buurt. Ik groet de buurvrouw die haar hondje uitlaat. De steen heb ik nog in m’n jaszak zitten. Ik wil ‘m eerst nog even stevig vasthouden zodat ik ‘m daarna ook echt kan loslaten. Terug bij huis leg ik ‘m onder de lavendel, naast de voordeur, en zeg zachtjes: ‘GA! Het leven wacht!”